Alleen op de fiets op weg naar therapie zingen
vogels een lied vol metaal, de zon vlucht snel.
Een keer niet opgewacht door zes jongens, pesten
veroorzaakt ze zelf, daar moet ze wat aan doen.
Bij lekke band vroeg mentor: waar zijn je
vriendinnen? Welke, iedereen heeft de pest aan haar.
En je ouders, je vader is toch ziek? Ze walgt zo
van zichzelf, ‘Ga maar naar de schoolpsych’.
Ze is erg gek op Latijn en Grieks. En Frans
is ook wel mooi, niet de jongen maar het vak.
De mode laat haar koud, ze boycot make-up,
schoolpsycholoog vindt haar rijp voor MOB.
Ze moet worden behandeld, geen nood,
confronteren, het talent van briljante -loog.
Doet ze haar best, dan wordt ze vast nog populair,
zij vindt dat niet nodig, maar de therapeute wel.
Die zegt: ‘Wie flair en zelfvertrouwen heeft
wordt niet gepakt. Kom op, toon je gemotiveerd.
Maak wat van jezelf. Leg die studieboeken weg’.
Psych in donkerblauwe plooirok is rolmodel.
‘Ik wil punkhaar’. ‘Zo ben je niet’ – ‘loog ziet bleek.
Gisteren drie uur sloeg ze een pestkop op zijn bek,
Het loopt uit de hand, een diagnose is er nog niet.
En door haar schuld is pa nu nog steeds heel ziek.
