Maja Thune, “Jeg har en drøm’ (vertaald)

Sommige boeken raken me; door wat mensen me hebben verteld is een boek voor mij vaak veel meer dan alleen een boek. Het openstaan voor de beleving van anderen komt ook door mijn vroegere werkervaring als medisch secretaresse in de zorg: ik merkte dat een levenslot soms echt zeer zwaar en onrechtvaardig is. We moeten zeer veel respect hebben voor de levenservaring van de medemens.

Ik wilde onderstaande boekfragmenten graag in het Nederlands vertalen en vroeg Maja Thune hier toestemming voor. Ze ging akkoord en ook met publicatie op internet. Het auteursrecht voor deze boekfragmenten ligt bij de oorspronkelijke Noorse auteur Maja Thune.

‘Stevige berg’ (hier onder vertaald) is een van de hoofdstukken uit het betreffende boek van Maja Thune, “Jeg har en drøm’, 2004 Lanser Forlag, Oslo. Inmiddels is Maja achter in de dertig. Ze is afgestudeerd als orthopedagoog en heeft intussen werkervaring in de psychiatrie en als yogadocente.


‘Jeg har en drøm’/ ‘Ik heb een droom’ – Maja Thune
(vertaald door Ellen Schoof)

 

Voorwoord

Dit is een boek dat gaat over Minna’s leven als psychiatrisch patiënt en als milieutherapeut in de psychiatrie. Net als Minna heb ik zelf de psychiatrie als systeem beleefd van meerdere kanten.

Mijn wens met dit boek is dat de psychiatrie een meer humaan systeem wordt dan het op dit moment is. Misschien kan dit boek helpen een debat en dialoog op gang brengen tussen patiënten, betrokkenen en therapeuten?

In de psychiatrie van vandaag krijgt men snel een label en een recept voor pillen als men het moeilijk met zichzelf heeft. De labels werken vaak stigmatiserend, en degenen die ze krijgen voelen zich vaak minderwaardig als persoon.

Ik heb een droom over een andere psychiatrie. Een hulpmiddel waar degenen die ‘last hebben van de zenuwen’ niet opgehaald worden door de politie en met dwang opgenomen in het ziekenhuis, maar waar ze eerder een verblijf in een ‘gezond huis’ als voorstel krijgen.

In de ‘gezonde huizen’ worden mensen opgevat als hele individuen. Daar ziet men de mens achter het etiket. In deze huizen wordt niemand veroordeeld om de rest van het leven ziek te zijn, want men is bezig de gezonde, creatieve en de levende mens te vinden.

Hier werken we samen aan een gezamenlijk doel: van zichzelf leren houden. Want wanneer men van zichzelf houdt, is het zo veel makkelijker om van anderen te houden. Hier worden pillen, isolatie en geslotenheid ingeruild voor humor, creativiteit en openheid. Er is geen verschil meer tussen patiënten en therapeuten, want we zijn gelijkwaardige mensen die samen werken aan een betere plaats om te leven.

Maja Thune, “Jeg har en drøm’, 2004 Lanser Forlag Oslo

*

*

*

Stevige berg

Fredrik[1] komt, hij heeft elke dag een gesprek met mij. We luisteren naar muziek en lachen veel samen. Hij zegt dat ik uiteraard in de psychiatrie kan werken. Ik zal met alles wat ik zelf heb doorgemaakt een enorm belangrijke bron van hulp zijn.

Na de afspraken met Fredrik voel ik me zo goed. De bloemsteel gaat weer voorzichtig rechtop staan en de kroonbladeren beven niet, maar strijken mij licht over de wangen.

Tora is mijn persoonlijk begeleider. Ze zegt dat het goed voor mij is om haar als contactpersoon te hebben, ze is namelijk zo stevig als een berg.

Ik vind stevige bergen niet leuk. Het is zo frustrerend met alle grenzen van Tora. Ik mag niet telefoneren, geen contact hebben met Conny[2], mijn pruik mag niet op, ik mag niet in de kamers van andere patiënten komen, geen wierook branden op de rookkamer, geen herfstbladeren mee naar binnen nemen, niet te veel praten, niet dansen in de huiskamer….niet, niet, niet! Alles wat ik doe is fout, fout, fout!

Goddank heb ik Fredrik. Fredrik met ogen die zien, ogen die zien wie ik ben. Fredrik die zegt dat ik het nodig heb om te dansen en schrijven omdat ik een artistieke aanleg heb. Fredrik zegt dat ik artistiek en kwetsbaar ben.

Tora zegt dat ik kinderachtig, lastig en ziek ben. Tora huilt nooit en lacht zelden. Ze praat precies genoeg. Niet te veel, niet te weinig.

Ze is zeker doodsbang om een manisch depressieve indruk te maken, denk ik. Want als er iemand is die zich op de gulden middenweg bevindt, dan is het Tora. Ik begin haar ‘de stevige berg’ te noemen.

‘Je hebt me nodig’, zegt ze, voordat ze twee weken met vakantie gaat en Solveig de begeleiding overneemt.

Terwijl Tora zo stevig is als een berg, is Solveig als een grote dennenboom. Solveig danst met haar takken en lacht met de wind. Ze huilt met me als ik verdrietig ben en schudt met haar takken als ik onrechtvaardig word behandeld. Ze heeft ook wortels, want ze staat zelfs stevig als ik tegen haar aan leun.

Ik ben zo dol op haar, zij kent mij van mijn eerste opname toen ik zeventien was….Ze steekt elke dag mijn haar op en masseert vaak mijn pijnlijke schouders. Als ze iets niet leuk vindt, zegt ze er wat van. Dat is prima. Grenzen die gesteld worden met zorg zijn in orde.

Ik wil zo graag dat Solveig mijn contactpersoon kan blijven. Zij en Fredrik geven mij hoop. Zij maken dat ik me mens voel en geen patiënt.

‘Jullie zijn het perfecte team’, poch ik.

Ik schep veel op over Solveig. Ik zeg blij tegen de andere verpleegkundigen dat ik zo veel geluk heb dat ik samen met haar mag zijn, en ik laat trots mijn haar zien als ze het opgestoken heeft. Na twee weken komt de stevige berg terug.

‘IK ben jouw persoonlijk begeleider’, zegt ze. Daarnaast moet ik stoppen met het zo tegen elkaar opzetten van het personeel. Ik splits hen. Dat is een deel van mijn ziektebeeld.

Dus ik mag Solveig niet meer hebben, maar ik klim koortsachtig de voor mij zo gladde berg op. Ik val vaak weer naar beneden. Dan lig ik op de grond te huilen, omdat ik alleen maar fouten maak. Ik lach te hard en dans te veel, ben manisch en heb een persoonlijkheidsstoornis, zegt de Berg. Ik haat het om dit te horen, sla terug en gebruik alle scheldwoorden die ik ken, en slinger ze naar de rots. Ik ben verbaal altijd sterk geweest en gebruik de krachten die ik heb om de berg schaak-mat te zetten.

‘Je bent verbaal agressief’, zegt de berg. Maar dat is ook een deel van mijn ziektebeeld. Ik sla nog meer om me heen. Ik wil niet ziek zijn voor de rest van mijn leven, maar MINNA zijn. Een MINNA die helemaal okay is en zich zal redden!!!

Het worden dagen met veel klappen en nog meer geschreeuw, maar ik vind nooit een afgebrokkeld stukje berg en nooit een holle ruimte.

De stevige berg komt wat in beweging als ze merkt dat ik een schriftelijk werk moet maken in orthopedagogiek. Ik moet namelijk een schriftelijke opgave halen om aan een examen in het herfstsemester mee te kunnen doen. Het moet uit tien pagina’s bestaan, en ik moet discussiëren over positieve en negatieve houdingen.

Ik schrijf en schrijf. Rondom mij gaan alarmen af, maar ik ga door met schrijven. Moet het klaarspelen. Hen laten zien dat ik niet zo ziek ben…

Af en toe lig ik in de onrustbanden, voor ik weer verder ga met schrijven. De berg zegt de hele tijd dat ik te veel hooi op mijn vork neem, en dat ik misschien zieker kan worden.

Volslagen nonsens, denk ik. Als iets me zieker maakt, zijn het eerder zulke commentaren!

Op een dag is de Berg vrij, en zijn Solveig en ik weer samen. Ze vindt dat ik erg knap ben omdat ik de opgave maak, en slaat haar armen om me heen omdat ze trots op me is. Ik huil een beetje tijdens mijn schrijfpauzes, en vind dat het pijn doet in mijn lichaam na de vorige keer dat ik in de onrustbanden werd vastgelegd. Solveig slaat een arm om me heen en zegt dat ze denkt dat het goed komt. Ze komt binnen met een heerlijke fruitschaal voor mij.

‘Vermaak je, ik ben in de buurt voor als je me nodig hebt’, zegt ze.

Was het zo raar dat ik Solveig als contactpersoon wilde hebben? Is het ziek om dennenbomen leuker te vinden dan gladde bergen? Zou ik me misschien moeten opgeven voor een cursus bergbeklimmen…

De dag voordat ik de opgave moet inleveren moet ik nog veel doen, maar ik heb geen toestemming om tot na elven door te schrijven…

‘Er moet dan rust zijn op de afdeling’, zegt de Berg.

Ik word boos. Ik heb zo zin om door te schrijven tot ik klaar ben. Want ik wil aan het examen meedoen! Moet ik stoppen om elf uur, als ik nog maar twee pagina’s hoef te schrijven, met als reden dat ik ziek ben? Fredrik begrijpt me, en zegt dat ik mag schrijven tot een uur.

De nachtverpleegkundigen zijn chagrijnig. Ze vinden immers dat ik meer om mijn gezondheid dan om de studie moet denken.

Ook al heb ik toestemming om tot een uur te werken, er moet toch rust zijn na elf uur. Dat betekent dat ik geen toestemming heb om naar de huiskamer te gaan om thee of koffie te halen na elf uur. Ik mag niet een keer naar buiten om mijn benen te strekken, want ik zit op de afgesloten unit en er moet rust zijn op de afdeling. Ik mag alleen weg om naar de w.c. te gaan.

Tea[3] komt op bezoek bij mij. Ze zegt dat ze het zo knap vindt dat ik het kan opbrengen om de scriptie te schrijven. Ze geeft me een kaart voordat ze weer naar buiten sluipt. Ze is immers zonder toestemming op bezoek.

Lieve jij,

Nu jij verder weg bent, is erg veel ver weg geworden

voor mij

Want jij bent mijn mamma en ik

ben de jouwe.

Je hebt mij zelfs geschminkt vandaag.

Maar Minna, ik koop een pruik!

Je Tea.

 

De dag erna vergeten de nachtwachten om me, zoals afgesproken, te wekken. Pappa herinnert zich gelukkig dat ik wegens de opgave op moet staan, en belt me. Dat wordt rennen naar de bus en typen onder enorme druk. Om twaalf uur ren ik de trap op op de faculteit educatieve wetenschappen met een diskette in de ene hand en een kop koffie in de andere. Tranen stromen over mijn wangen. Ik heb het klaargespeeld!

Twee weken later is het werk beoordeeld. Ik bel Erica[4] en vraag haar de lijst na te kijken. Ze roept aan de andere kant van de lijn:

‘Minna, je bent zo ongelooflijk!’

Fredrik feliciteert mij ook.

‘Dat was niet onverwachts, want het ontbreekt je bepaald niet aan intelligentie’, lacht hij.

De Berg feliciteert mij ook. Ik ben gelukkig. Ik krijg iets voor elkaar, zelfs al ben ik daar waar ik nu ben.

Ondanks dat de opgave goed ging, voel ik me toch slecht. Ik kan het niet van me af zetten dat ik gemeen en akelig ben. Het is alsof de gemene Minna is gekomen om te blijven. Als ik naar mijn blauwe plekken kijk die ik heb overgehouden aan de gevechten met de verpleegkundigen, krijg ik dat bevestigd. De blauwe plekken op mijn lichaam zijn de sporen van de gemene Minna. Zij die Bjerkely uit en binnen vliegt en nooit goed wordt. Zij die het personeel splitst en er in slaagt allen tegen zich in het harnas te jagen. Dat is Minna. Dat is Minna.

Ik krijg rohypnol in de avond, maar slaap niet, ik krijg nog meer rivotril, maar word niet rustiger. Ik schrijf en schilder, huil en schreeuw. ’s Nachts schakelen de nachtwachten mijn licht uit in mijn kamer. Ik ben razend. Ik ben verdorie toch een volwassen mens! Na afloop huil ik. Ik strijk over de blauwe plekken en zou willen dat ze er niet waren, en dat Minna lief was.

­­­­­­­­­­­­­­

[1] De psychiater

[2] Conny is een bevriende leidinggevende verpleegkundige van een andere afdeling in hetzelfde ziekenhuis

[3] Bevriende medepatiënte

[4] Vriendin die ze kent van de eenjarige opleiding op de Volkshogeschool

Reacties zijn gesloten.