Een knal, vuurwerk in de bioscoop,
witte parels beschermen mijn oor.
‘Cultuurmarxisten, val toch allemaal dood’,
roept hij, die naar hen toesluipt als een spook.
Geen ontsnapping voor jonge mensen,
ze zwemmen weg van het lieflijke eiland.
Jonge vrouw vindt geen bodem,
ze had kort ervoor nog gesproken met haar
grote politieke heldin. Zo gesterkt
op weg in haar voetspoor.
Elke zwemslag verlamt haar nu meer,
water zo koud na veel regen.
Oever onbereikbaar,
loden spijkerbroek
trekt haar omlaag,
hals krampt zich samen,
ademen lukt niet meer.
Vrienden zingen dit gedicht verderop,
het verstomt onder water.
Als je nog kunt zwemmen, neem
deze woorden mee naar land.
