Zon steeds vroeger onder als september nadert
en de poriën honger niet meer stillen met UV.
Armen en rug tintelen door herinnering die
nog in de lakens hangt voor Ariël die doodt.
Tussen zijn noordelijke woningsites
vuurt zijn app plots: ‘bezichtigd’ en ‘kus’.
Melatonine stijgt naar het hoofd, waardoor
ik val, zwaar van de slaap in diepte omlaag en
ik kom neer in echoput van wat verdwenen is:
zuivere lucht, nu verziekt door benzeendamp.
Noordelijk schoon ruik ik er vaag doorheen
is van een opdringerig klimmende plant die
rode doorns met alcoholbesjes overwoekert.
Zo is het vlak voor je veilig naar hoge gronden
vlucht. Je hebt geen meteorietinslag nodig.
Alleen in de nacht, steeds dichter, leen ik
graag zijn woorden ‘hout’ en ‘grond’ in de app
vervlammend vanuit eeuwigzingende bossen.
