Hordes hommels ruiken aan warme bloesemboom.
Met handen vol paardenbloemstuifmeel krijg
ik minder lucht dan anders en moet ik de mat
pakken voor de ziekte met me op de loop gaat.
Ik doe de zonnegroet op het terras. Maar yoga
jeukt nu als de pest. Zie het hoge gras, te lang niet
gemaaid, zoals ook mijn haren. Schotse hoog-
landers hier dichtbij staan te grazen en helpen me
bij buikademen. Ik geeuw om met hen te gron-
den op de aarde die ze op het eerste gezicht
de hele dag zoenen, happend naar kropaar. Licht
zonder vliegtuigstrepen dooft boven naaldbomen uit.
Diep in de nacht rond half 5 word ik wakker
van brandlucht en voel ik de schoorsteen, heet.
Door de kamerdeur flakkert een vlam die waakte
over veilige dromen. Het vage vuur sla ik uit.
Kijk, door het raam het eerste schijnsel
dat gloeit over vrij levend bosvee dat nog
zwaar neergezonken ligt. Zo meteen zien de
dieren mijn kussen op gestreepte witbollen.