Rode ogen wit voorhoofd tussen veren
smienten zie je van ver door een scherm
koolmezen bungelen ondersteboven
aan bomen die nog vol en geel zijn.
Langs de grintweg pikken meerkoeten
in het gras, ze wikkelen kalm hun witte
voeten af. Je schrijft niet meer over
een pad vol dode visschubben
die op zwarte bladeren lijken in de
eindeloze winter die voor altijd
zal zuren, als een superspreader.
Ruimte in je spieren die zo licht fietsen
als omikron uit de lente is weggevloeid
en Twitter stopt met kwetteren –
